Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie (CAR).
Onder de basisbehoefte ‘relatie’ wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen. Onder de basisbehoefte ‘competentie’ wordt verstaan dat leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aankunnen; dat ze ontdekken dat ze steeds meer aankunnen. Onder de basisbehoefte ‘autonomie’ wordt verstaan dat ze weten dat ze, in elk geval door een deel, hun leergedrag zelf kunnen sturen. Deze drie basisbehoeften samen bepalen het pedagogisch klimaat dat aan adaptief onderwijs ten grondslag ligt. Voor de docent die adaptief werkt, betekent dit dat hij zijn gedrag afstemt op deze basisbehoeften. Dat geldt zowel voor het didactisch en organisatorisch handelen als voor het pedagogisch optreden. Op die manier wordt onderwijs vormgegeven waarin leerlingen gemotiveerd zijn om aan het werk te gaan en waarvan ze uiteindelijk optimaal profiteren. Van dat onderwijs bestaan verschillende uitwerkingen, zowel op scholen als op onderwijsbegeleidingsinstituten (zoals het APS). Adaptief onderwijs is bekend geraakt in Nederland door het werk van Stevens (vanaf 1994).
Hoe ga je om met adaptief onderwijs?
Elk van de drie basisbehoeften is concreet te maken in praktische aanwijzingen. Zo betekent aandacht voor relatie bijvoorbeeld dat docenten leerlingen laten weten dat ze beschikbaar zijn en naar hen willen luisteren; ze de tijd nemen voor interacties met leerlingen, ze belangstelling tonen voor de achtergrond van de leerlingen, ze afspraken met leerlingen nakomen, ze discreet omgaan met vertrouwelijke informatie. Zo betekent aandacht voor competentie bijvoorbeeld dat docenten actief beurten geven aan alle leerlingen, ze ruimte geven aan verschillen in werk- en leerstijl, ze blijk geven van hoge verwachtingen, die aansluiten bij de mogelijkheden en talenten van leerlingen; ze vragen stellen die tot reflectie uitnodigen. Zo betekent aandacht voor autonomie bijvoorbeeld dat docenten initiatieven van leerlingen honoreren; ze ideeën van leerlingen waarderen en er wat mee doen; ze leerlingen uitdagen om eigen oplossingen te bedenken; ze leerlingen echte keuzes geven bij het maken van taken (hoe en wat); ze leerlingen laten meebepalen hoe de klas wordt ingericht; ze een aantal organisatorische zaken aan leerlingen toevertrouwen.
Op het APS wordt met name dat laatste aspect belangrijk gemaakt in het project dat zich bezighoudt met adaptief onderwijs: ‘Kies Adaptief’. In dat project worden de drie basisbehoeften gekoppeld aan leerlingparticipatie. De veronderstelling is dat als leerlingen krachtig willen leren, ze actief bij de vormgeving van de drie basisbehoeften betrokken moeten zijn:
– Een relatie van leerlingen met de andere leerlingen of de docent wordt versterkt als een leerling invloed heeft op de manier waarop er met hem of haar wordt omgegaan;
– Leren wordt betekenisvoller voor een leerling als deze invloed heeft op wat er wordt geleerd en hoe er wordt geleerd, waardoor zijn gevoel van competentie toeneemt;
– Wanneer een leerling zich betrokken weet bij belangrijke thema’s in de eigen leer- en leefomgeving, versterkt dat de autonomie en daarmee de eigenwaarde van de leerling.
In het project ‘Kies Adaptief’, worden de drie basisbehoeften gekoppeld aan drie belangrijke onderdelen van het pedagogische en didactische handelen van de docent, namelijk de interactie in de klas, de instructie en de klassenorganisatie. Daarmee ontstaat er een matrix van drie bij drie, waarin negen kenmerkende gedragingen van docenten te zien zijn. Deze negen kenmerken zouden in het onderwijs vorm moeten krijgen. Ze zien er als volgt uit:
Relatie | Competentie | Autonomie | |
Interactie | Leerlingen persoonlijk ontmoeten | Leerlingen helpen reflecteren | Leerlingen ruimte geven, initiatieven honoreren |
Instructie | Een instructie geven die veilig is voor leerlingen | Activerend leren centraal stellen in opdrachten | Leerlingen (mede) de taak en/of de vormgeving daarvan laten kiezen |
Klassenorganisatie | Ontmoetingstijd creëren met leerlingen | Aanpassingen in tijd en ruimte maken voor leerlingen | Met leerlingen plannen wat ze hoe gaan doen |
Uit de matrix en de toelichting blijkt, dat met name het onderdeel competentie ook sterk put uit de meer constructivistische opvattingen over leren (actief leren, activerend leren, …). Verder is er in de matrix duidelijk te zien hoe groot de samenhang is in de drie basisbehoeften. Een leerling kan niet zonder één van deze drie.
Relevantie voor de onderwijspraktijk
Het concept van adaptief onderwijs is met het formuleren van de drie basisbehoeften een eenvoudig en direct toegankelijk concept. Dat betekent niet dat het gemakkelijk vorm te geven is. Maar het is bijzonder helder en duidelijk waar het om draait. Door de uitwerking daarvan in de matrix en vele voorbeelden in de literatuur is adaptief onderwijs goed geoperationaliseerd voor docenten in de klas. Daarmee kunnen docenten reflecteren op wat ze doen, nagaan waar ze aandacht aan willen besteden en vaststellen hoe ze adaptief onderwijs -of elementen daarvan- in hun praktijk van alledag willen vormgeven.
Bronnen
Adaptief onderwijs is door prof. dr. Luc Stevens in het Nederlandse onderwijs ingevoerd in 1994. Hij heeft het ontleend aan de ideeën van de motivatiepsycholoog Deci. Een van hun achtergrondartikelen is: Deci en Chandler: the Importance of Motivation for the Future of the LD-Filed. Journal of Learning Disabilities. Enkele boeken van Stevens zijn: Stevens, L. (1994). Het vakmanschap van de leraar. Proeve van een bijdrage aan een pedagogische onderwijstheorie. In: Onderwijsproblemen, Universiteit van Utrecht/ISOR; Stevens, L. (1997). Over denken en doen, uitgave procesmanagement. WSNS; Stevens, L. (2002). Zin in leren, afscheidscollege. Apeldoorn: Garant.
Verder heeft Rinse Dijkstra van het APS een drietal boekjes geschreven waarin de matrix voor elk van de drie basisbehoeften wordt uitgewerkt: Erbij horen en meetellen, over de basisbehoefte relatie; Laat dat maar aan mij over, over de basisbehoefte competentie; en Ieder op zijn eigen wijs, over de basisbehoefte autonomie. Deze boekjes staan beschreven op http://www.aps.nl/APSsite/Publicaties/.
Relaties met andere theorieën en inzichten
Adaptief onderwijs heeft veel relaties met de andere (leer)theorieën op deze website. Dat komt mede omdat ‘Adaptief onderwijs’ als motivatietheorie zich goed laat uitbreiden met inzichten van andere theorieën. Zo is het bij de verdere vormgeving van competentie uit te breiden met inzichten uit breinvriendelijk leren, competentiegericht leren of meervoudige intelligenties; zo is het bij de verdere vormgeving van relatie uit te breiden met bijvoorbeeld emotionele intelligentie, samenwerkend leren of leren als groep; en zo is het bij de verdere vormgeving van autonomie uit te breiden met de inzichten van leerlingparticipatie. De gehele theorie is vorm te geven met bijvoorbeeld de inzichten van ontwikkelingsgericht onderwijs.
Bron: APS, Rinse Dijkstra, onderwijsmaakjesamen.nl
Was dit artikel nuttig? ‘Like’ het onderaan de pagina!
Dit is op Monika Boekestijn herblogd.